Het beeld van een moslim en een Jood die samen schaken, wordt vaak aangeroepen als een symbool van de religieuze vrijheid en tolerantie in Al-Andalus, toen Spanje en Portugal geregeerd werden door moslims. Moslims uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika veroverden in het begin van de zevende eeuw Spanje en zelfs een deel van Zuid-Frankrijk. Maar al snel begonnen christelijke koningen Spanje te veroveren. In 1492 viel het laatste bolwerk, de stad Granada, in handen van de katholieke koningen. In Al-Andalus leefden moslims, joden en christenen in relatieve vrede samen. Ze waren echter geen gelijken: volgens de islamitische wet waren joden dhimmi's en moesten ze moslims respecteren en een religieuze belasting betalen, de jizya. Niettemin waren ze vrij om hun religie te praktiseren en sommigen konden belangrijke posities innemen in handel, wetenschap en zelfs het bestuur. In het dagelijks leven waren er veel interacties. Er waren echter ook tijden dat niet-moslims werden vervolgd. Maar on het algemeen werd Al-Andalus gekenmerkt door intense economische, sociale en culturele interacties. Het was toen een van de meest briljante culturen ter wereld.

In het grootste deel van christelijk Europa daarentegen werden mensen met een ander geloof, vooral moslims, niet getolereerd. In de naburige katholieke landen in Spanje genoten moslims en joden echter een zeer vergelijkbare positie als niet-moslims in Al-Andalus. De afbeelding komt trouwens uit een handboek over spelen dat gepubliceerd is in het naburige katholieke Castilië op vraag van de katholieke koning: het is niet zeker of de afbeelding de situatie in Al-Andalus afbeeldt, waar schaak heel populair was, of in Castilië. Na de val van Granada hield deze situatie nog korte tijd aan. Vrij snel werden joden en later ook moslims echter gedwongen zich te bekeren tot het katholicisme of te vertrekken. Velen vluchtten naar Noord-Afrika of het Ottomaanse Rijk. Sommige joodse kooplieden vonden ook een nieuw leven in Europese havensteden.