Een fragment uit een toespraak uit 2018 van Lord Beith tijdens een debat in het Britse parlement over "Religieuze intolerantie en vooroordelen".
“De strijd voor religieuze tolerantie is door de eeuwen heen altijd doorgegaan - het is een centraal onderdeel geweest van de doelen en redenen voor het bestaan van het liberalisme als politieke kracht. Gedurende onze hele geschiedenis zijn we betrokken geweest bij de strijd voor het recht van non-conformisten om naar Oxford, Cambridge en andere instellingen te gaan waarvan ze waren uitgesloten. In de 20e eeuw vochten we in Wales nog voor het recht van kapelleden om op het kerkhof van hun dorp begraven te worden. De strijd ging niet alleen om medechristenen. Er kan nauwelijks een politicus zijn geweest met standvastiger christelijke religieuze opvattingen dan Gladstone. Hij vocht jaar na jaar voor het recht van de atheïst Charles Bradlaugh om zitting te nemen in het Lagerhuis op basis van een belijdenis toen hij het afleggen van een religieuze eed niet kon accepteren.”
“We zien onszelf tegenwoordig als een vrij volk. Degenen onder ons die opgroeiden in de onmiddellijke nasleep van de Tweede Wereldoorlog namen misschien naïef aan dat, zodra de mensheid de gruwel van de vernietigingskampen had gezien, die het resultaat waren van raciale en religieuze intolerantie, religieuze intolerantie op zijn retour zou zijn. Na de Holocaust zouden de mensen wel inzien waartoe intolerantie zou leiden. Als we dat veronderstelden, hadden we het mis. De prijs van vrijheid is eeuwige waakzaamheid, en waakzaam moeten we nu zijn omdat intolerantie, zoals verschillende sprekers hebben aangegeven, niet alleen op de loer ligt in onze straten, maar zelfs in het openbare leven, in de vorm van antisemitisme, aanvallen op moslims, aanvallen op andere religieuze minderheden en uitdagingen voor de grondrechten van christenen in wat, althans historisch gezien, een christelijk land is.”
Context:
Dit fragment komt uit een toespraak van Lord Beith, een Liberaal-Democratisch lid van het Hogerhuis, tijdens een debat over “Religious Intolerance and Prejudice” in oktober 2018. Lord Beith gaat in op de vijandigheid waarmee individuen en religieuze groepen worden geconfronteerd en benadrukt de lange strijd voor religieuze tolerantie in de Britse geschiedenis. Hij benadrukt de discriminatie van “non-conformisten” - protestantse christenen buiten de Church of England - die tot de jaren 1850 werden uitgesloten van universiteiten als Oxford en Cambridge.
Beith noemt ook de rechten van atheïsten en noemt het geval van Charles Bradlaugh, die voor 1886 herhaaldelijk uit het Parlement werd gezet omdat hij weigerde een religieuze eed af te leggen. Daarnaast verwijst hij naar de Holocaust als een krachtige herinnering aan de gevaren van intolerantie.
Hij stelt dat religieuze tolerantie in Groot-Brittannië zich langzaam en met aanzienlijke inspanningen ontwikkelde. Beith benadrukt dat het belangrijk is om weerstand te blijven bieden tegen intolerantie, vooral tegen joden en moslims, maar waarschuwt ook dat christenen nu te maken kunnen krijgen met een vorm van intolerantie in een steeds meer seculiere samenleving.
Kun je het argument van Lord Beith in één zin samenvatten?