“Er zijn zeven verschillende kerken in ons jeugdnetwerk in Estland. We hebben verklaard dat we de vrijheid van godsdienst en meningsuiting respecteren. We hebben ook gezegd dat we de identiteit van elk aangesloten lid van de kerk respecteren. Er zijn echter momenten waarop ik heb nagedacht over wat ons gemeenschappelijk doel is, want soms hoor je van iemand die naast je zit, dat je niet tot een echte kerk behoort. Gelukkig is het niet al te vaak gebeurd, maar het is meer dan eens voorgekomen dat mij werd uitgelegd dat er maar één echte kerk was en dat de andere slechts ‘kerkelijke’ organisaties waren. Het omgaan met deze zaken vereist een gevoel van respect, maar tegelijkertijd wil ik de nadruk leggen op de noodzaak om samen te werken door middel van dingen die we allemaal waarderen en leuk vinden, bijvoorbeeld een bedevaart of liefdadigheid. Daarom spreken we zelden over de leer van onze organisaties.”
Dit fragment is afkomstig uit een interview met een jeugdwerker van het Estse jeugdnetwerk ‘Council of Churches’ (dat tien verschillende kerkgemeenschappen bevat). In het interview worden twee verschillende (maar tegelijk samenhangende) punten naar voren gebracht: ten eerste bevestigt de persoon dat er historische verschillen zijn tussen religieuze groepen en dat deze verschillen niet gemakkelijk op te lossen zijn; ten tweede kan door middel van een gemeenschappelijke activiteit een symbiose (een harmonieuze samenleving), wederzijds begrip en respect tussen verschillende religieuze gemeenschappen een gemeenschappelijk begrip bereikt worden. De kernvraag waar we over moeten nadenken is of de historische verschillen gebruikt worden om de onderlinge samenwerking te versterken of te verzwakken.