Het Edict van Saint-Germain en reizende predikanten

Toen het Edict van Saint-Germain in 1562 werd uitgevaardigd (afgekondigd), was de Zwitserse stad Genève al het centrum van het protestantisme geworden. De protestantse leider Johannes Calvijn was als Fransman geboren, maar hij was Frankrijk ontvlucht. In Genève vond hij een veilige haven die openstond voor zijn leer. Calvijn structureerde en organiseerde het protestantisme verder. Zijn stroming van het protestantisme noemen we gereformeerd. Calvijn heeft ook 88 Franse predikanten opgeleid en getraind volgens de gereformeerde leer. Een predikant is iemand die in een protestantse kerk het evangelie verkondigt. Deze predikanten waren naar Genève gereisd met de wens om van Calvijn een opleiding te krijgen. Na hun opleiding reisden de predikanten terug naar het Franse koninkrijk. Daar trokken ze rond en predikten (verkondigden) de leer van Calvijn. Het Edict van Saint-Germain bevat een clausule (specifieke bepaling) tegen deze rondreizende predikers, die protestanten verbood om van dorp naar dorp te reizen om te prediken. Het verbood hen ook te prediken tegen de katholieke mis en andere katholieke plechtigheden.

Het Edict van Saint-Germain (1562) is een wettekst van de Franse koning. Het gaf de protestanten beperkte rechten om in Frankrijk hun godsdienst uit te oefenen. In de tientallen jaren daarvoor was het protestantisme in verschillende delen van Frankrijk populair geworden. De Franse koning, die zelf katholiek was, vervolgde aanvankelijk (in het begin) de protestanten. Hij beschouwde alles wat niet katholiek was als onwettig. Ondanks deze vervolging bleef het protestantisme in Frankrijk groeien. Eerst kwamen de protestanten bijeen en vierden ze hun geloof in het geheim. Na verloop van tijd begonnen zij zich ook in het openbaar te verzamelen en daar hun godsdienst uit te oefenen. Dit zorgde voor een gespannen (onrustige) situatie in heel Frankrijk. Het Edict van Saint-Germain probeerde ervoor te zorgen dat protestanten en katholieken vreedzaam konden samenleven. Het gaf de protestanten beperkte rechten om buiten de steden hun geloof uit te oefenen. Er kwam echter verzet (weerstand) van de katholieke adel en rechters, die het onaanvaardbaar vonden om protestanten de rechten te geven om erediensten te houden. Door dit verzet bleef de spanning aanhouden. De protestanten geloofden dat ze nu in het openbaar hun godsdienst mochten vieren, maar werden soms toch aangevallen. Hierdoor besloten ze om de controle over te nemen van het lokale bestuur in verschillende Franse steden. Dit leidde tot de uitbraak van de eerste Franse godsdienstoorlog in de zomer van 1562. De volgende 37 jaar volgden verschillende godsdienstoorlogen en tijdelijke vredeswetten elkaar op.

Hoe is religie verbonden met mobiliteit (beweeglijkheid, verplaatsingen)? Moeten regeringen zich bemoeien met de reisgewoonten van religieuze mensen, zoals de Franse regering dat heeft gedaan?