Het Charter van Rhode Island

“Je weet misschien dat ik bereid ben om de hoopvolle onderneming van mijn genoemde loyale (getrouwe) en liefdevolle onderdanen aan te moedigen. Ik zal hen verzekeren in de vrije uitoefening van al hun burger- en religieuze rechten. Ik zal hen die vrijheid verzekeren in het ware christelijke geloof en de aanbidding van God, die zij met zoveel moeite hebben nagestreefd. Sommige mensen in de kolonie kunnen zich, in hun persoonlijke mening, niet schikken naar de openbare uitoefening van de religie, volgens de liturgie (reeks van gebeden, handelingen en gezangen waaruit een kerkdienst bestaat) en de ceremonies van de Kerk van Engeland, of de eed en de artikelen die in dat verband zijn opgesteld, afleggen of ondertekenen. Ik hoop dat de eenheid en de uniformiteit (overeenstemming) die in deze natie tot stand zijn gekomen, door de grote afstand van deze plaatsen niet zal worden geschonden. Ik verklaar hierbij dat geen enkele persoon binnen de genoemde kolonie op enig moment hierna zal worden gemolesteerd (bedreigd, gehinderd), gestraft, verontrust of in twijfel getrokken voor eventuele meningsverschillen op het gebied van religie, die de burgerlijke vrede van de genoemde kolonie niet daadwerkelijk verstoren. Allen en iedereen mag vrijelijk genieten van zijn en hun eigen oordelen en geweten in zaken van religieuze aangelegenheden in het hele land, als ze zich vreedzaam en rustig gedragen, en deze vrijheid niet gebruiken om losbandigheid en hoogmoed (overschatting van jezelf en je eigen kunnen) na te streven, noch om de burgerlijke verwonding of uiterlijke verstoring van anderen, enige wet, statuut of bepaling daarin [opgenomen in de rest van dit Handvest] te verstoren.”
In de jaren 1620 vestigde een groep strikte protestanten, de Puriteinen, zich in de regio Massachusetts in Noordoost-Amerika. Ze wilden leven volgens hun strikte interpretatie van het christendom en accepteerden geen andersdenkenden. Rhode Island werd daarentegen opgericht door Roger Williams, ook een vroom (gelovig) christen, maar met enkele buitengewone radicale (extreme) ideeën. Hij wou een vrijheid van godsdienst voor iedereen in Rhode Island (zie clipping Schellekens d2 – Roger Williams en de oprichting van Rhode Island). In 1662 kondigde koning Karel II van Engeland een Koninklijk Handvest af voor de kolonie van Rhode Island. Dat handvest (grondwet, overeenkomst) bevestigde de handelingen, zoals ze vanaf van het begin bestonden volgens de principes van de belangrijke stichter, Roger Williams. Men verwees nadrukkelijk naar de kolonie als een ‘levendig experiment’ door de democratische principes en de vrijheid van godsdienst die de inwoners kregen. De koning gaf de kolonisten de burgerlijke en religieuze vrijheid waar ze om gevraagd hadden, maar hoopte wel dat het ‘experiment’ in de kolonie geen invloed zou hebben op de inwoners van Engels (‘er zal geen breuk worden gemaakt op de eenheid en uniformiteit die in deze natie zijn gevestigd’). Hij verklaarde dat hij de kolonisten niet zou straffen voor het beoefenen van verschillende religies en dat ze hun eigen ‘oordelen en geweten’ rond religie mochten volgen.