Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: godsdienstvrijheid

Naast artikel 22 wijst artikel 10 op de belangrijke aanpak van de EU inzake godsdienstvrijheid. Enerzijds erkent de EU met het CFREU haar culturele en religieuze diversiteit, terwijl zij streeft naar bevordering van een sterkere samenwerking binnen haar populaire kern. Anderzijds blijft de EU een sterk seculier orgaan. Artikel 10 van het CFREU komt overeen met artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat bepaalt dat het belijden van de eigen godsdienst of overtuiging "aan geen andere beperkingen [mag] worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen".

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is plechtig afgekondigd in december 2000, tijdens de Intergouvernementele Conferentie (IGC) in Nice (Frankrijk) - de formele procedure voor onderhandelingen over wijzigingen in de oprichtingsverdragen van de EU. De rechten die door het Handvest zijn afgekondigd, zijn ontleend aan diverse internationale en nationale bronnen. Zo was ook het eigen Community Charter of the Fundamenten Social Rights of Workers (‘Handvest van de sociale grondrechten van de werkenden’) van de Europese Gemeenschap uit 1989, een belangrijke bron. Het Handvest werd erkend door het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie als een belangrijke stap op het gebied van de mensenrechten. Het Europees Bureau voor de grondrechten is een onderdeel van de EU dat in 2007 is opgericht, met als taak het monitoren (controleren), verzamelen en analyseren van gegevens met betrekking tot (die in verband staan met) het Handvest van de grondrechten.