Vrijheid versus vrijheid
Niet alle amendementen op de Amerikaanse grondwet worden wet. Het Equal Rights Amendment (ERA) werd op 22 maart 1972 door het Amerikaanse Congres bekrachtigd. Daarin stond dat niemand gelijke rechten kunnen worden ontzegd op grond van zijn geslacht. Deze regel moest echter door de verschillende staten van de VS worden geratificeerd en dat deden ze niet allemaal. Dit betekent dat de Amerikaanse grondwet momenteel geen expliciete opmerking bevat over de gelijkheid van mannen en vrouwen. Een groep die erg tegen de ERA is, zijn radicale christenen. In een christelijke krant verklaarde een religieuze leider dat het amendement "absoluut" de godsdienstvrijheid bedreigt. Deze leider stelde dat de ERA zou worden gebruikt om het recht van vrouwen op abortus te vergroten, waardoor de bescherming van ongeborenen zou worden opgeheven. Volgens hem bevorderde de ERA ook een agenda voor homorechten die in strijd is met sommige bijbelse opvattingen over de scheiding van man en vrouw.
Het Eerste Amendement van de Amerikaanse Grondwet belooft Amerikaanse burgers vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting. Hoewel het slechts 45 woorden bevat, maakte het deel uit van een veel groter document, de Bill of Rights. Dit document werd voornamelijk opgesteld door James Madison, een beroemde 'founding father' van de Verenigde Staten. De Bill of Rights was nodig omdat sommige politici, die Anti-Federalisten werden genoemd, vonden dat de Grondwet niet genoeg deed om de rechten van individuele mensen te beschermen. Het Congres van de Verenigde Staten keurde de Bill goed op 25 september 1789. Het werd twee jaar later geratificeerd, en het Congres zette delen van de Bill om in amendementen. Dit betekent dat de nieuwe regels van de Bill of Rights geen deel uitmaakten van de Grondwet zelf, maar er als aparte regelgeving aan werden toegevoegd. Sinds de totstandkoming ervan is het Eerste Amendement in verschillende rechtszaken gebruikt om de godsdienstvrijheid te verdedigen. Hoewel niet alle rechters en rechtbanken dezelfde interpretatie hebben van wat godsdienstvrijheid betekent, heeft het gediend ter bescherming van de religieuze overtuigingen en handelingen van talloze mensen die zich vervolgd of gediscrimineerd voelden. Het is zelfs gebruikt om atheïsten te verdedigen. Veel juristen hebben daarom gedebatteerd over wat een godsdienst precies is, juist omdat het iemand zo'n brede bescherming biedt. Heeft een godsdienst bijvoorbeeld een god nodig of is het voldoende om in iets anders te geloven? Of is een religie iets wat je samen doet of iets wat je alleen kunt hebben?
Kan godsdienstvrijheid soms botsen met andere vrijheden? Welke rechten zouden volgens u in zulke gevallen belangrijker moeten zijn?