Amnestie in de Religievrede (1578)

Lange tijd hebben de autoriteiten van de Nederlanden toezicht gehouden op de religieuze overtuigingen van hun inwoners. In 1566 had een grote groep mensen katholieke beelden vernietigd. De katholieke regering van de Nederlanden hield deze mensen nauwlettend in de gaten en vervolgde ze. Sommigen kregen gratie (kwijtschelding van straf), maar anderen verloren al hun bezittingen of werden zelfs geëxecuteerd (doodgeschoten). Geweld en onderdrukking troffen ook de katholieken. In de protestantse provincies werden verschillende katholieken lastiggevallen en vervolgd. Deze situatie zorgde ervoor dat de Nederlanden een verdeeld gebied werd. Een belangrijk doel van de Religievrede (1578) was de hereniging van de Nederlanden. In het eerste artikel staat dat alle religieuze misdaden vergeven en vergeten moeten worden. De vrede verbood ook om dergelijke misdaden te onderzoeken. Zulke onderzoekers zag men als ‘vredesbrekers’.
De Religievrede (1578) was een regeling (afspraak) om het samenleven van katholieken en protestanten in de Nederlanden mogelijk te maken. De Nederlanden waren een regio die ongeveer het huidige België en Nederland omvatte. In de jaren voor 1578 had de regering van de Nederlanden alleen het katholicisme toegestaan en de protestanten vervolgd. In gebieden die door protestanten waren overgenomen, werden katholieken slecht behandeld en kregen ze te maken met geweld. Het Spaanse leger steunde de katholieke regering van de Nederlanden. De soldaten van het leger vochten tegen de protestanten, maar vielen ook veel katholieken aan. Gematigde katholieken en protestanten uit de Nederlanden sloten vrede met elkaar, omdat ze beiden een sterk verzet voelden tegenover het Spaanse leger. Om die vrede te bewaren, ontwikkelden ze een reeks regels, verplichtingen en verboden om het voor katholieken en protestanten makkelijker te maken om samen te leven. Deze verschillende maatregelen werden opgesomd in de Religievrede.