Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens: het recht op een "kennelijk" geloof

Artikel 9 van het EVRM is zeer duidelijk in het onderscheid tussen het ‘aanhangen’ en het ‘zichtbaar maken’ van een religieuze overtuiging. Het recht om een geloof aan te hangen, is dus absoluut en onvoorwaardelijk, terwijl het recht om een geloof uit te oefenen niet absoluut is. Aangezien het uitoefenen van een geloof in het openbaar gevolgen kan hebben voor de andere geloofsovertuigingen, wordt deze kwestie in de specifieke nationale wetgevingen op verschillende manieren behandeld. Een van de meest interessante conflicten over dit onderwerp, is de zaak Eweida tegen het Verenigd Koninkrijk uit 2013. In 2006 werd Eweida, een christelijke medewerkster van British Airways, door het bedrijf gevraagd om haar ketting met een kruisje te bedekken. Eweida klaagde de luchtvaartmaatschappij aan wegens religieuze discriminatie en verloor de zaak bij een Britse rechtbank, die de zaak verwierp (afwees) op grond van het feit dat ze de regels van het bedrijf had overtreden ‘zonder goede reden’. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) stemde echter in het voordeel van Eweida. De Britse regering werd schuldig bevonden aan het niet beschermen van het recht om haar geloof te belijden (tonen), wat in straat is met Artikel 9 van het EVRM. Met andere woorden, het EHRM oordeelde dat het bedrijf ‘geen eerlijk evenwicht had bereikt tussen de geloofsovertuiging van Eweida en de wens van het bedrijf om een bepaald bedrijfsimago te hebben’.
Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) is een verdrag dat de mensenrechten en de politieke vrijheden in Europa beschermt. De enige concurrenten (rivalen) van het EVRM zijn de documenten over mensenrechten van de Verenigde Naties en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) (1966). Het EVRM werd ondertekend op 4 november 1950 en trad in werking op 3 september 1953. Het is opgesteld door de Raad van Europa, een internationale organisatie die in mei 1949 is opgericht. De Raad van Europa, bestaande uit twee belangrijke organen, de Parlementaire Vergadering en het Comité van Ministers, werd in eerste instantie opengesteld voor West-Europese landen. Een van de eerste taken van de Raad van Europa was het opstellen van een programma voor de bescherming van de mensenrechten. Net als de Engelse Bill of Rights, de Amerikaanse Bill of Rights, de Franse Verklaring van de rechten van de mens en het eerste deelvan de grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland is het EVRM in grote lijnen geformuleerd. In die tijd vormde de opkomende verdeeldheid in de internationale orde ook een uitdaging in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Het EVRM had, naast de Raad van Europa, tot doel West-Europa te presenteren als een regio met een geldige en stabiele internationale mensenrechtenorganisatie.