Verklaring van de rechten van de mens en de burger (1789): artikel 10: het recht niet gestoord te worden wegens godsdienstige overtuiging

De Verklaring van de rechten van de mens en de burger (1789) is een kort document dat is opgesteld door de Franse algemene vergadering. Die vergadering was een bijeenkomst, die de burgers van Frankrijk vertegenwoordigde. Ze werd in 1789 opgericht als een nieuwe instelling, als reactie op een grote constitutionele (grondwettelijke) crisis in Frankrijk. Vanwege ernstige financiële en economische problemen had de Franse koning de traditionele volksvertegenwoordiging, de zogenaamde Staten-Generaal, bijeengeroepen. In de Staten-Generaal kwamen de vertegenwoordigers van de adel, de kerk en van de 'derde stand' - de meerderheid van de bevolking - als drie afzonderlijke groepen bijeen. De derde stand weigerde apart te vergaderen. Dit leidde tot de oprichting van de Nationale Vergadering. De rechten die in de verklaring worden opgesomd, vormen een breuk met het politieke en juridische systeem van Frankrijk. Voor het eerst waren de rechten van de mens niet gebonden aan bepaalde sociale groepen. Alle mensen die burger waren, hadden nu recht op deze rechten. De verklaring bevestigt rechten op verschillende gebieden, waaronder religie. Ze beschermt verschillende religieuze opvattingen en maakt plaats voor gelijke rechten voor niet-katholieken, zoals joden en protestanten.